Heeft lichaamsherkenning: benoemt de lichaamsdelen en zintuigen
Heeft lichaamsbesef: geeft aan wanneer iets prettig/niet prettig is in relatie tot eigen lichaam
Benoemt kenmerken van een lichaam, herkent dit bij zichzelf
Koppelt bloot aan privé, weet wanneer het privé is
Zorgt goed voor zijn lichaam (hygiëne, gezond leven)
Waar werk je aan?
Lichaamsbesef is de basis voor zelfvertrouwen en weerbaarheid. Het brengt je in contact met jezelf en helpt je je grens te herkennen. Je ontwikkelt besef wat veilig voelt en niet. Mensen met een verstandelijke beperking hebben over het algemeen weinig besef van het eigen lichaam en van zichzelf. Met punt 3 geef je belangrijke eerste kennis mee van seksuele voorlichting. Bespreek je bloot, dan koppel je dit standaard aan het onderwerp Privé. De koppeling van bloot en privé is belangrijk, je geeft een kader mee waarbinnen bloot er kan en mag zijn.
Hoe bouw je het op?
De opbouw van het materiaal is chronologisch: je werkt van stap 1 naar 2, 3, enzovoort. Begin bij het werkblad. Hierin wordt verwezen naar andere werkvormen die je kunt gebruiken (praatplaat, spel, enz.). Mensen met een verstandelijke beperking laten je duidelijk merken of je aansluit op hun interesse, taal en niveau. Wat al bekend is, behandel je kort of sla je over. Vraag altijd aan je cliënt: Wat vind je hiervan? voordat je iets overslaat.
Hoe past de cliënt het toe?
Rapporteer aan welk doel je gaat werken. Schrijf al je bevindingen op en evalueer. Stel bij als het ‘te snel, te moeilijk of te makkelijk’ is voor je cliënt. Zoek oefensituaties en herhaal. Bespreek wat de cliënt kan en aankan.