Heeft een mening over (het eigen) uiterlijk en heeft een eigen voorkeur
Weet welke reactie bepaalde kleding en gedrag oproepen
Ziet verband tussen gevoel van binnen en gedrag van buiten
Welke reactie zijn houding en gedrag oproept
Waar werk je aan?
Je werkt van bewustzijn van buitenkant (concreet) naar bewustzijn van binnenkant (abstract). Je start bij buitenkant: je uiterlijk en wat anderen aan je zien. Daarna de binnenkant: dat zijn je gevoelens, gedachten, wensen, dromen. Je maakt het verschil tussen buiten- en binnenkant bewust. Dit is de basis voor het dealen met lastige gevoelens. Zoals bijv. omgaan en acceptatie van je beperking. Een beperking is soms zichtbaar aan de buitenkant; het zegt niets over wie je van binnen bent. Daarin zijn mensen gelijkwaardig. Cliënten met LVB ervaren dit vaak niet zo.
Hoe bouw je het op?
De opbouw van het materiaal is chronologisch: je werkt van stap 1 naar 2, 3, enzovoort. Begin bij het werkblad. Hierin wordt verwezen naar andere werkvormen die je kunt gebruiken (praatplaat, spel, enz.). Mensen met een verstandelijke beperking laten je duidelijk merken of je aansluit op hun interesse, taal en niveau. Wat al bekend is, behandel je kort of sla je over. Vraag altijd aan je cliënt: Wat vind je hiervan? voordat je iets overslaat.
Hoe past de cliënt het toe?
Rapporteer aan welk doel je gaat werken. Schrijf al je bevindingen op en evalueer. Stel bij als het ‘te snel, te moeilijk of te makkelijk’ is voor je cliënt. Zoek oefensituaties en herhaal. Bespreek wat de cliënt kan en aankan.